Verhalen gegrepen uit
het leven van Maurits van Cesarine uit den
Delhaize,
kleermaker,
voyageur in koffie, kruidenier, duivenmelker en familiekundige te Hofstade.
Mijn
ouders woonden bij ons, maar afzonderlijk. De kelderkamer was hun woonkamer. Ik
moest alle maanden 850 frank huishuur geven voor de winkel en alles. Wij woonden
daar, maar het was onze eigendom niet. Ik heb de winkel dan overgenomen met de marchandise die erin
stond. De voorraad was wel zo ver mogelijk uitverkocht. We moesten
die niet direct afbetalen, maar op ons gemak, gelijk we konden.
Ik was altijd aan het veranderen in de winkel, muren uitgekapt, andere loketten
gezet, vanalles, altijd iets, het hield niet op. Ik heb er dikwijls mee
gelachen. Ik zei dan dat ik altijd met mijn veranderingen heb gezeten. In feite
was dat waar ook. Onzen Ernest heeft een mooie, nieuwe toog gemaakt. Onzen
Octaaf heeft er in gewerkt. Hij heeft mij nieuwe bakken gemaakt om vogelzaad en
duiveneten in te gieten. Het heeft niet opgehouden. Tot op een zeker moment
mensen zegden dat ik een onnozele kloot was: “Je zal je werk later zelf moeten
betalen”. Dan ben ik beginnen peinzen.
Nevens ons, waar nu de tandarts woont, was gans die kouter nog volledig leeg. Dat
was eigendom van juffrouw Matthijs, van de Matthijsen op de Blekte, schatrijke
mensen. Ik moest daar om de veertien dagen een bestelling naartoe voeren.
Ik zei tegen haar als ik daar binnenkwam: “Juffrouw Marie, mag ik u ne keer
iets vragen?”
“Ja, Maurits”, zei ze.
“Die hoek daar recht tegenover ons, zoudt ge me die niet willen verkopen? Ik zou
daar een winkel willen opzetten.”
“Maar Maurits, jongen toch, wat moet ik met dat geld doen? Ik verkoop dat niet.”
Juist dezelfde woorden.
Een beetje nadien kwam er in de Wegvoeringsstraat grond van de kerkfabriek te
koop, rechtover Hectorken, de beenhouwer. Het was nog koutergrond. Ik was van
plan ons gans die hoek te kopen. Maar we konden maar één stuk kopen. Dan heb ik
een akkoord gemaakt met Onzen Urbain dat hij ernevens ook een stuk zou kopen.
Hij zou het me later opnieuw verkopen. Zo zou ik de winkel groot genoeg kunnen
maken hebben.
Toen we Ons Lowies dat uitlegden, zei ze: “Dat gaat ge toch niet doen, moeder en
vader alleen laten zitten.”
Ik antwoordde: “Dat wil ik eigenlijk niet, maar ik moet er toch iets mee doen.”
“Jamaar jongen, we gaan er eens over klappen”.
Dan is het in gang gegaan. We spraken af dat we alles gingen verdelen. Het is
als gift geschreven geweest. Onzen Octaaf, Onzen Urbain en Ons Lowies zijn in
geld uitbetaald. Onzen Ernest had op voorhand al gekregen om hem in te spannen.
Hij had al gebouwd op de Babbelaarse Weg en zijn machinen gekregen. Hij had dus
zijn café waar hij ook woonde. Dat was een duivenlokaal. Peetjen Frans had voor hem
de constateurs gekocht. Daarmee had hij al een gans part gekregen.
Meetjen en Peetjen
zijn de "verkopers". |
Zo hebben wij dat huis dan verkregen met Meetjen en Peetjen bij. Ze trokken praktisch geen pensioen. Er was ook afgesproken dat als ze tekort kwamen, wij elke maand 500 frank zouden geven. We hebben dat nooit moeten doen. Ze zijn altijd toegekomen met hun pensioentje.
Auteur: Bert Deruyck -
Karel Van der Slotenstraat 22 - 9308 Hofstade-Aalst -
info@bertderuyck.be
Alle foto's, documenten en afbeeldingen: © Maurits Van Neck.
Laatste aanpassing:
18-06-2006.